Pijn: voorkomen en behandelen
Voorkomen van pijn
Het verschil tussen primaire en secundaire preventie kan je gemakkelijk zien met een voorbeeld uit het dagelijks leven: stel dat je een paraplu meeneemt omdat je denkt dat het gaat regenen. Dat is primaire preventie, je handelt vooraleer er iets gebeurd is. Maar als je een paraplu meeneemt omdat je al eens nat geworden bent en je wil voorkomen dat het een tweede keer gebeurt, dan is er sprake van secundaire preventie.
Voor pijn houdt primaire preventie dus in dat je iets doet, waardoor je voorkomt dat je pijn zou krijgen. Meestal betekent dit vooral dat je er een goed doordachte en gezonde levensstijl op nahoudt.
Als we het voorbeeld bekijken van cardiovasculaire preventie, dan betekent dat dat je best doet om te vermijden dat je last krijgt van ‘pijnlijke’ infarcten, beroertes (CVA) met zijn gevolgen of perifere bloedvataandoeningen (zoals intermitterend hinken, beter gekend als 'etalagebenen’). Gouden regels hiervoor zijn: hou je cholesterol en gewicht in de gaten door een gezonde voeding, beweeg voldoende en vooral rook niet of stop ermee!!
Een ander voorbeeld is artrose, een welbekend en veel voorkomend fenomeen. De belangrijkste preventiemaatregelen hiervoor zijn controle van het gewicht en voldoende bewegen. Zwemmen of oefeningen in water zijn zeer geschikt als sport. Ook alle andere vormen van sport die het gewricht bewegen zonder het te belasten zoals fietsen, wandelen zijn goed, op voorwaarde dat je het niet competitief doet.
Een zeer belangrijke rol in primaire preventie van allerhande soorten pijn is weggelegd voor de arbeidsgeneeskunde. De algemene veiligheid op de werkvloer is een eerste punt. Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen is een prioriteit. Daarnaast is er ook steeds meer aandacht voor ergonomie in alle handelingen op het werk.
Ook veilig en voorzichtig gedrag in het verkeer kan tot de primaire preventiemiddelen gerekend worden.
Bij secundaire preventie na bijvoorbeeld cardiovasculaire aandoeningen, komen ongeveer dezelfde maatregelen terug, maar dan strenger toegepast. Daarnaast zal er bij secundaire preventie ook vaak onder toezicht van een arts bepaalde medicatie genomen moeten worden, zoals aspirine, bloeddrukverlagende en hartbeschermende geneesmiddelen.
Ook bij artrose geldt: dezelfde maatregelen maar strenger. Bijkomend kan hier gedacht worden aan specifieke oefeningen onder leiding van een kinesist.
Behandeling van pijn
We maken het onderscheid tussen medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling.
Niet-medicamenteuze behandeling
In de eerste plaats denken we dan aan fysiotherapie in al zijn vormen, vooral uitgeoefend door een kinesitherapeut. Voorbeelden hiervan zijn warmte in al zijn vormen, maar ook koude (bijvoorbeeld ijspacks bij zwellingen), fricties, elektrotherapie en zo meer. De kinesist geeft vooral ook massage-en oefentherapie, waarbij bepaalde oefeningen de pijn kunnen verzachten. De kinesist of ergotherapeut kan patiënten ook aanleren op welke manier ze bepaalde handelingen in het dagelijks leven of in hun werkomgeving moeten uitvoeren om pijn te vermijden (zie ook preventie).
Gedragstherapie is eerder gericht op de ontmoediging van een negatief pijngedrag en de bekrachtiging van positief normaal gedrag. In de modernere visie op pijnbehandeling staat immers de aanpak van het ‘pijngedrag’ centraal, niet zozeer van de pijnklachten.
Veel ziekenhuizen beschikken tegenwoordig over zogenaamde pijnklinieken, waar gespecialiseerde artsen voor iedereen individueel een gepaste therapie kunnen voorstellen.
Zonder er verder op in te gaan kunnen we hier ook nog andere behandelingen vermelden, waaronder hypnotherapie en alternatieve geneeswijzen, zoals bijvoorbeeld acupunctuur.
Medicamenteuze behandeling
In de eerste plaats enkele belangrijke raadgevingen:
- Start nooit medicatie op eigen initiatief!
- Wijzig nooit een voorgeschreven hoeveelheid op eigen inititatief!
- Combineer nooit medicatie op eigen initiatief!
De medicatie die gebruikt wordt bij het bestrijden van pijn kan ingedeeld worden in 3 grote groepen. Deze indeling is gemaakt door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WGO) en wordt ook wel het trappenmodel of de analgeticaladder genoemd (analgeticum = pijnstiller).
Trap 1: niet-opoïde analgetica of de lichte, ‘alledaagse’ pijnstillers; vb. paracetamol, aspirine, ontstekingsremmers.
Trap 2: zwakke opioïde analgetica of sterker werkende pijnstillers, tegen hevigere pijn; vb. Contramal, Valtran…
Trap 3: sterke opioïde analgetica voor de hevigste pijn zoals MS-Contin, Durogesic….
Verder kunnen ook andere middelen gebruikt worden in de bestrijding van pijn, zoals anti-epileptica en antidepressiva. Deze hebben in feite geen direct effect op de pijn, wel op de geleiding van de pijnprikkels naar de hersenen. Ook corticoïden en spierverslappers horen hierbij. Men spreekt dan van ‘co-analgetica’.
Er kan ook ‘adjuvante medicatie’ gebruikt worden. Dit zijn middelen die mogelijke bijwerkingen tegengaan, zoals middelen tegen bijvoorbeeld misselijkheid.
Pijn is een complex gegeven dat heel je leven kan veranderen, maar er bestaan toch mogelijkheden om pijn te voorkomen en te behandelen.